Dick Rijken is lector Informatietechnologie en Samenleving aan De Haagse Hogeschool, directeur van STEIM, een lab voor elektronische live performance, en bestuurslid van No Academy, een in-situ opleiding voor Social Design.
Volgens Dick Rijken zijn veel kunstenaars wel klaar met de white cube van tentoonstellingsruimten. Dergelijke ruimtes zijn contextloos, terwijl we ons nu juist in een netwerksamenleving bevinden die per definitie over verbindingen gaat. Dat wringt behoorlijk. Rijken legt uit dat No Acadamy een vakgebied aan het ontwikkelen is waarbij juist in de buitenwereld wordt ingegrepen. Kunstenaars plaatsen ingewikkelde vraagstukken in een nieuw kader, waardoor heel andere visies en onvoorziene oplossingen opduiken.
Volgens Rijken is onze intuïtie net zo belangrijk als ons denkvermogen. En in de rommeligheid van de 21e eeuw moeten we het nu juist van onze intuïtie hebben om tot nieuwe oplossingen te komen. Waar de 20e eeuw werd gekenmerkt door de moderniteit en wetenschap, staan we in de 21e eeuw voor zulke complexe vraagstukken dat we ze niet langer kunnen oplossen door beter en dieper na te denken. Social designers hebben het vermogen om te reframen. Door een probleem anders te benoemen, het in een ander perspectief te plaatsen, ontstaat er ruimte voor heel nieuwe oplossingen.
Door een wijk in Eindhoven met veel overlast van uitgaanspubliek niet als een normale wijk, maar als wekelijks festival te beschouwen, kwam de oplossing voor de overlast uit een heel andere hoek. Festivalorganisatoren wisten namelijk direct de vinger op de zere plek te leggen. Wanneer de muziek op een festival is afgelopen is het enorm belangrijk dat iedereen zo snel mogelijk het terrein af, naar huis kan. Anders ontstaat er overlast. Een slimme aangepaste dienstregeling voor het openbaar vervoer in Eindhoven bleek een redmiddel voor de overlast.
Door reframing kom je volgens Rijken los uit een schaakmat positie. Social designers hebben een artistieke mentaliteit waarmee ze problemen anders benaderen. Die mentaliteit bestaat allereerst uit een mediumspecifieke expertise. Ze beheersen een vormentaal die ze als instrument inzetten; het denken in concepten, in vorm, het maken van een compositie of performance. En het ontwerpen van gedrag. Kunstenaars maken intuïtief beslissingen. Ze werken associatief, vaak in een ongestructureerd werkproces. Een theaterregisseur gooit soms een week voor de première al zijn materiaal overboord en begint opnieuw. En toch staat er na een week een geslaagd stuk. Dit is een heel andere manier van werken dan in de meeste contexten, maar volgens Rijken is het waardevol om te kijken naar wat je van die mentaliteit ook in andere werkvelden kunt overnemen.
Dit verschil in aanpak wordt meteen duidelijk als je kunstopleidingen met universiteiten vergelijkt. Studenten aan de universiteit zijn op zoek naar waarheid, door analytisch en structureel te werken en de wereld verder te verklaren. Ze maken modellen van de wereld. Ze zoomen uit, en proberen te begrijpen wat universeel is door te abstraheren. Behalve cognitief, kun je de wereld ook op een esthetische manier benaderen. Kunstacademie studenten zijn op zoek naar betekenis, door te interpreteren, synthetisch en narratief te werk te gaan. In plaats van omkaderde methodes wordt hen gevraagd naar hun fascinaties en speelt subjectiviteit een essentiële rol. In plaats van de abstraheren en uit te zoomen, is een kunstwerk juist zo specifiek dat het ook weer universeel kan zijn. Door een verhaal zó goed te vertellen kun je meevoelen met een personage. Dat is een interessante paradox.
De verschillende mentaliteiten kun je volgens Rijken vergelijken met de perioden van de Verlichting en de Romantiek. In de 20e eeuw won de Verlichting. Een probleem leek onder controle zolang je het kon begrijpen. Dat is nu afgelopen. Met een artistieke mentaliteit benader je vraagstukken met een heel ander instrumentarium. Hier zijn juist naïviteit, een persoonlijke blik, originaliteit, emoties, ambiguïteit, schoonheid en een kritische houding essentieel.
Als een probleem ingewikkeld is, kan het nu juist slim zijn om het nog ingewikkelder te maken. Door te vragen naar (nog meer) problemen van anderen richt je je niet langer op het specifieke probleem, maar benader je de problematiek die erachter schuilt. Soms is het onduidelijk of je het probleem nog aan het onderzoeken bent, of dat je al met de oplossing bezig bent. Het niveau van menselijkheid maakt het mogelijk om te reframen. Misschien is juist dit menselijke niveau wel de essentie van social design, concludeert Rijken.