Deze vragen werden allereerst aan de orde gesteld door Dr. Mieke Moor, filosoof en adviseur bij het bureau Twynstra Gudde en auteur van het boek Tussen de regels. Een esthetische beschouwing over geweld van organisatie. Qua gecompliceerdheid kunnen we volgens Moor grofweg drie soorten problemen onderscheiden: moeilijke, ingewikkelde en complexe problemen.
Moeilijke problemen zijn eenvoudig op te lossen maar zijn lastig op persoonlijk niveau, zoals stoppen met roken. Ingewikkelde problemen zijn ook oplosbaar, als er maar goed en lang genoeg over na wordt gedacht. Dit zijn bij uitstek problemen die door experts en wetenschappers kunnen worden opgelost. Zoals het vinden van het Higgs-deeltje. Een echt complex probleem is bijvoorbeeld de situatie in Syrië. Veel verschillende belangen spelen er een rol en er zijn tal van mogelijke handelingsopties. Het is een krachtenveld waar heel veel verschillende perspectieven tegelijkertijd van invloed zijn. Dit is werkelijk een taai vraagstuk of wicked problem.
Je kunt zo’n vraagstuk volgens de Moor ook bekijken aan de hand van gradaties in kennis en consensus. Ethische problemen worden vaak gekenmerkt door veel kennis en weinig consensus. Over wetenschappelijke vraagstukken bestaat vaak wel consensus maar nog weinig of onvoldoende kennis. Een wicked probleem is nu juist zo complex omdat er zowel onvoldoende kennis en overzicht bestaat én omdat consensus tussen betrokkenen ontbreekt. Ze zijn dus complex op inhoudelijk en sociaal niveau, maar ook op contextueel niveau omdat de buitenwereld nooit van het vraagstuk losgekoppeld kan worden. Daarnaast zijn ze ook psychologisch complex. De moeilijke maak- en kenbaarheid van het probleem spelen een rol.
Volgens Moor hangt om complexe vraagstukken een zweem van romantiek. Ze hebben zowel iets angstwekkends als iets moois. Ze stoten af, maar bezitten ook aantrekkingskracht. Taaie vraagstukken huizen vaak in het hart van een organisatie en hebben direct te maken met het verlangen van mensen. Wat het zo lastig maakt is dat dergelijke problemen niet zijn op te lossen met gebruikelijke methoden. Wat normaal gesproken werkt, heeft hier geen zin. Het is als een moeras waarin zwemmen geen optie is.
In een situatie waar de onzekerheid groot is, zijn mensen vaak moeilijk te verleiden tot nog meer onzekerheid. Het kan beangstigend zijn om counterintuïtief te werk te gaan, om niet te doen wat je reflexmatig zou doen. En toch kan het juist heel zinvol zijn om op die manier naar het probleem te kijken. Durven om een tijdje niet te weten hoe het zit of wat de beste vervolgstap is, en daarmee de ruimte openen waarin iets anders kan gebeuren dan je zou kunnen voorzien. Dit vereist dat er wordt gewerkt op de grens van disciplines. Interactief (samen)werken is hier enorm van belang. In plaats van te werken voor burgers werk je als gemeente bijvoorbeeld beter samen met burgers. Dergelijke werkprocessen vragen om tussenfiguren, die temidden van verschillende werelden opereren en tegelijkertijd nergens helemaal in thuis zijn.
Een ander belangrijk element in de aanpak van complexe problemen is performativiteit. Een probleem moet je niet alleen als analyse benaderen en presenteren, maar het moet ook in de verbeelding van mensen terecht komen voordat ze ermee aan de slag gaan. Hierbij speelt ook het spelen met taal een essentiële rol volgens Moor. In plaats van te discussiëren over waar nu precies op bezuinigd moet worden, kun je de vraag ook ombuigen en een gesprek voeren over waar je het liefste zuinig op wil zijn.
Moor benadrukt dat men taaie kwesties niet mooier moet maken dan ze zijn. Ze zijn complex, en dat brengt een zekere schoonheid met zich mee, maar tegelijkertijd kun je er flink je handen aan branden. Zoals het vuur van de goden met de dansende muzen eromheen.
Bernard Picart. Allegorische voorstelling met de muzen die zich verwarmen aan het vuur van slechte boeken. Rijksmuseum Amsterdam.